Lieve mede-weggebruikers,
Staan jullie ’s morgens wel eens op met het gevoel alsof je in ernstige mate opgefrommeld hebt gezeten? Opgevouwen, teruggeslagen, uitgerold, zoiets? Ik wel. Specifieker gezegd: bijna elke dag. Dat heeft niets met jullie of met jullie verkeersgedrag te maken, maar veel meer met mijn lichamelijke gesteldheid. Nee, dat lijf van mij is niet echt als “in optima forma” te omschrijven, om maar eens een understament te gebruiken.
Wees gerust, ik ga daar niet onder gebukt. Verlangens, dromen, idealen, meningen, principes spelen zich grotendeels af in het hoofd. Daar heb je geen rechtschapen lichaam voor nodig. En gelukkig ben ik behept met een fris en fruitig mentaal gestel. Beren en leeuwen zie ik weinig tot nooit door mijn straatje marcheren. Alleen heeft het krakkemikkige omhulsel er wel voor gezorgd dat ik, zodra ik te maken krijg met snelheden hoger dan 5 km/u, plotseling verander ik in een angsthaas. Allerlei scenario’s uit een slechte film doemen al snel op. Pieppppp. Pats, boem. Knerp. Te pletter. Dubbel. Opgefrommeld. Als volwassen dame weet ik natuurlijk dat dit soort beelden voortkomen uit bangelijk gedrag voor nóg meer fysiek ongerief. Rij-angst heet het. Ik probeer ermee te dealen door mijn brein af te leiden.
Verkeersverwachting
En toch moet je, ook als angsthaas, op zijn tijd de gevaren van de hedendaagse verkeersstromen ondergaan. Nou, ik kan jullie vertellen: hoe hoger de maximum snelheid, hoe hoger mijn hartslag. Vooral wanneer dat gepaard gaat met een horde om je heen zoevende, op snelheid beluste wegmisbruikers. Toch mag ik eigenlijk helemaal niet klagen. Mijn woonplaats ligt ver buiten de Randstad. De door mij meest bereden snelweg is de A58, waar de verkeersstroom bijna altijd vlot kan doorrijden en men vrijwel nooit bumper aan bumper hoeft voort te schuifelen. Kleine uitzondering zijn de zomerse zondagavonden als het bruin gebakken volkje, liefst allemaal op hetzelfde tijdstip, de Zeeuwse kust wil verlaten. Op die tijdstippen hebben G. en ik een rijk arsenaal aan sluiproutes voorhanden.
Toen ik in 1976 van Brabant naar Zeeland verhuisde, was het nog relatief rustig op de weg. Natuurlijk reden er al wel auto’s op die A58, maar niet zoveel als nu. Fluitend, druk babbelend en met de handjes losjes aan het stuur, begaven G. en ik ons van A naar B. Natuurlijk, wij waren 40 jaar jonger en een zekere mate van onverschrokkenheid was ons niet vreemd, maar om ons heen was het toch echt een totaal ander uitzicht dan nu. Gebroederlijk tuften de Simcaatjes, de Dafjes en wij in ons vanillegele Renaultje in een gezapig tempo voort over ’s lands enige toegangspoort naar Zeeland.
Rijdende kantoren
Als ik anno 2017 op bezoek wil bij mam in Roosendaal, begin ik met het bekijken van de verkeersverwachting ofwel de file-informatie. Eenmaal in de auto gezeten, zet ik het lijf schrap, het verstand op nul en de blik op oneindig. Om weerstand te kunnen bieden aan de high-tech uitgevoerde blikjes die om me heen voortrazen. Elke automobilist lijkt tegenwoordig op de cruise-control te rijden, want elke kilometer sneller is tijdwinst. Remmen gebeurt vaak op het allerlaatste moment. Het jaagt mij de stuipen op het lijf. Om nog maar niet te spreken over het “rijdende kantoor”. Telefoon aan het oor, notitieblok op de passagiersstoel, druk bezig met de voorbereidingen voor weer een nieuwe dag. Dansende kinderen op de achterbank. Een rits oplichtende remlichten. Lippen stiften in het achteruitkijkspiegeltje. Waarschuwingsborden wegwerkzaamheden. Een wezeltje in de berm die twijfelt of hij wel/niet zal oversteken. Ik zie het allemaal.
En wat te denken van de kolossale, dubbelassige vrachtwagencombinaties, uitgerust met een volledige hijskraaninstallatie op hun achtersteven? Vanuit mijn ooghoeken houd ik de zware jongens als Bakker Logistiek, Jan de Rijk en Ecotrans nauwlettend in de gaten, terwijl het in mijn okselholten verdacht warm begint te worden. Gek hè? Ik, die vroeger zo graag met de auto op weg was, begin het knap lastig te vinden om naar steden als Rotterdam of Utrecht af te reizen.
De angsthaas in mij
Nee, ik vind het echt niet leuk meer op de weg. Het weerhoudt me er ook van naar verre oorden te reizen. Zie ik spoken? Wellicht. Laat ik de angsthaas in mij teveel roeptoeteren? Misschien. Of ben ik net een gewoon mens, dat wil blijven koesteren wat er te koesteren valt? Hoe dan ook: het is hiermee gezegd. Een mensch dient zo af en toe toe zijn hart te luchten. De stenen in zijn maag omhoog te halen, door de woorden te laten vloeien. Bij deze dan maar.
Mocht iemand nu menen iets te herkennen in het bovenstaande, wil je dan volgende keer naar me zwaaien vanuit je blikje? Het lost de hectiek op de weg niet op, maar maakt het wel een stukje gemoedelijker.
De cartoon is geplaatst met toestemming van de maker ervan: Jan Ibelings. Kijk voor meer leuke cartoons ook eens op zijn website Karikaturist.
Ik ga volgende keer naar je zwaaien want ik bezondig me wel eens aan te snel rijden, te vaak inhalen, … vooral op de A58 want die leent zich daar uitstekend toe. Daar kan wat in België al lang niet meer kan: gewoon fijn doorrijden.
Als je zwaait, zou ik je direct herkennen! Aan je open dakje natuurlijk. Denk je wel aan de flitspalen? Ze staan veelal verdekt opgesteld, hier in Nederland