1978. Ik volg een avondopleiding en samen met mijn mede-studenten zit ik vol idealen. Onderlinge debatten leggen we onze “kleur” bloot en overduidelijk ben ik een rooie rakker. Het is in die tijd ook wel een beetje hip om voor links te kiezen en bij de meeste van ons blijft het bij een beetje opportunistisch roeptoeteren vanuit onze veilige hoge toren. Klasgenoot A. is óók een fanatieke aanhanger van de PvdA, maar handelt ook ëcht naar de grondbeginselen van deze partij. Als postbezorger heeft hij een klein maandloontje, leeft in een bescheiden flatwoning en stelt er genoegen in alles met iedereen te delen. Zijn toekomstbeeld is erop gericht om meer inkomen te genereren, niet om zichzelf te verrijken, maar om mensen die leven onder de armoedegrens, te kunnen bijstaan. Om op die manier zijn financiële steentje bij te dragen aan een egalitaire samenleving.
Helaas ben ik A. volledig uit het oog verloren, dus ik heb geen idee wat er van zijn idealistische denkbeelden terecht is gekomen. Mijn persoonlijke visie omtrent een leefbare samenleving is me in de loop der jaren echter altijd bijgebleven. Nog steeds geloof ik rotsvast in een maatschappij vrij van rangen en standen, in eerlijk alles delen, in gelijke ontwikkelingskansen voor iedereen en een bestaanszekerheid die voor een ieder van ons gewaarborgd is.
Juist in deze tijd krijgen de woorden saamhorigheid en solidariteit nóg meer glans. Want alleen samen krijgen we corona onder de knie. Het collectief tegenover het individu. Ja, ik weet dat het sommige mensen moeite kost om persoonlijke offers te brengen ten behoeve van een gezonde en dus veilige samenleving. Dat zij liever aan dat koele glas bier op het terras denken dan aan hun bejaarde moeder die ze door datzelfde uitje wellicht kunnen besmetten. Veiligheid lijkt, althans voor mij, verder weg dan ooit; want wat ons overkomt is ongrijpbaar. Het is geen kwestie van kiezen tussen goed of kwaad, links of rechts, zwart of wit. Zelfs de wetenschap weet niet exact te voorspellen wat ons in de nabij toekomst staat te wachten.
Ik bedoel dit echt niet moralistisch, maar wij hebben op dit moment gewoon even het hoofd te buigen. Naar mijn vaste overtuiging is deemoed een prachtige eigenschap. Het verbroedert, het laat iedereen gelijkwaardig zijn, het toont onze eigen plek binnen het universum. Een onbeduidend nietig stukje materie.
Dat brengt mij meteen bij het meest treffende citaat uit “Opstaan in het Lloyd Hotel”, waarin de vader van Lodewijk Asscher zijn zoon het wijze advies geeft om veelvuldig het woord “jammer” te gebruiken. “Zowel als je gelijk en ongelijk krijgt. Omdat je altijd met elkaar verder moet”. Het doet me deugd om dit en al die oude idealen van de sociaal-democratie weer eens terug te lezen.
Een groot deel van dit boek gaat over de verkiezingscampagne van 2012, waarbij Diederik Samson de grote man werd. Kennelijk is het Asscher zwaar gevallen dat er uiteindelijk gekozen werd om te gaan samenwerken met hun erfvijand VVD. Onder hoge druk ging de PvdA akkoord gegaan met maatregelen waar ze later spijt van krijgen. Ook de versnelde verhoging van de AOW is een fout geweest, erkent hij in het boek. De levensverwachting verschilt te veel. Mensen die zwaar werk doen en jong beginnen hebben zeven jaar minder. Bovendien hebben ze veel meer problemen met hun gezondheid. Onrecht. Voor te veel mensen niet te behappen.
In die tijd levert Jeroen Dijsselbloem een wereldprestatie door een enorm tekort op de begroting weg te werken. Het lukt de inkomensverschillen te verkleinen, en de pijn van de crisis te verzachten. Bedrijven investeren weer. De grote bankencrisis van 2008 lijkt eindelijk overwonnen. En men slaagt erin om als kabinet overeind te blijven (dat was de tien jaar daarvoor niet gelukt) en zelfs op een efficiënte en prettige manier samen te werken. Asscher krijgt in die tijd echter ook veel kritiek te verduren, o.a. op zijn papa-dagen. Hij zou teveel tijd aan zijn gezin spenderen en te weinig in Den Haag aanwezig zijn.
Je kunt er niet omheen dat Nederland in bijna alle opzichten een schitterend land is. Een verzorgingsstaat pur sang. De mensen zijn voor de wet vrij. Er is gratis onderwijs en een groot deel van de armoede lijkt voor veel mensen voorbij. Met nadruk zeg ik: lijkt. Want het idee dat de missie van de sociaaldemocratie volbracht is, is alleen houdbaar vanuit een ivoren toren van persoonlijke welvaart en volledige desinteresse voor de mensen om je heen.
Ik heb het zelf mogen aanschouwen toen ik, als vrijwilliger op een school, kinderen met taalproblemen probeerde bij te spijkeren. Kinderen in haveloze of vijfdehandse kleding, met de slaap nog in hun vermoeid staande oogjes en altijd met een knorrende maag. Zij kwamen uit gezinnen die moesten leven onder de armoedegrens, waarvan een aantal zelfs met grote schulden. Ook hoorde ik verhalen over huiselijk geweld, over eenzaamheid wanneer er sprake was van een éénoudergezin en mama moest gaan werken. Te triest voor woorden. Vaak verliet ik het klaslokaal met tranen in mijn ogen.
En of dit allemaal nog niet genoeg is, leven we lustig door in een wereld die sociaal en cultureel steeds verder verschraalt. We putten de aarde uit ten behoeve van persoonlijk comfort, bestaande bossen maken plaats voor soja- en palmolieplantages (want dat spul is zo lekker goedkoop te verwerken in allerhande levensmiddelen), oceanen veranderen in plastic soep. Zinvolle face-to-facegesprekken hebben plaats gemaakt voor vluchtige virtuele contacten. Telefoons domineren het straatbeeld. Arbeidscontracten voor onbepaalde tijd zijn een unicum geworden. Big Pharma claimt welke geneesmiddelen zij aan wie en tegen welke prijs willen verkopen. Goede, betaalbare huisvesting voor mensen met een laag inkomen dreigt verloren te gaan nu er niet langer in geïnvesteerd wordt in sociale woningbouw. Iedereen die keihard werkt, hoort geen flauw applausje te krijgen, maar het salaris waar ze recht op hebben. Dat beetje extra beloning kan dan onttrokken worden aan de multinationals, die al veel te vaak op slimme manieren aan belastingontduiking doen, en ondanks dat vaak ook nog miljardensteun ontvangen in deze tijd.
Goed, genoeg gezegd voor vandaag. Ik geef jullie de vrijheid om vooral te denken, te handelen en te zeggen wat bij jouw persoonlijkheid past. Laat me gerust weten waarom jij er anders over denkt. Van debatteren met elkaar is nog nooit iemand slechter geworden. Mocht je echter de sociaaldemocratie een warm hart toedragen: lees dan vooral Opstaan in het Lloyd Hotel, waarin vervaagde idealen weer eens fijntjes naar voren worden gehaald. En voor nu: samen bereiken we meer, dan ieder voor zich!
0 reacties