Het was me het weekje weer wel. “Met hindernissen”, zoals mam altijd placht te zeggen. Obstacle is het moderne woord voor iets wat weliswaar hinderlijk is, maar ergens toch ook vermakelijk. Het vermakelijke heb ik zo snel niet kunnen vinden. Het begon allemaal met een vervelend gevoel ergens daar onderaan op mijn rug, dicht bij een opening waar we met z’n allen liever niet over praten.
Na eeen dag of wat veranderde het vervelende gevoel in een knap lastig fenomeen. In ieder geval lastig genoeg om mijn arts-aan-huis (een term die hij gelukkig bijna nooit waar hoeft te maken) te ontbieden. Terwijl hij zijn flubber-handschoentjes aantrekt, zet ik alvast mijn bekende strenge blik op en waarschuw hem voor al te frivole intimiteiten.
Zo ver komt het gelukkig niet. “Ik zie het al”, kraait hij vergenoegd. “Ik stuur je door naar de chirurg”. Asjemenou, dat zijn van die termen waar Nell niet blij van wordt. Dus ga ik sneller dan het licht in verweer. Dat soms toch iets spontaan geneest …. dat een lichaam een zelfgenezend vermogen heeft ….. dat mijn intuïtie zegt dat ik dit niet wil. Terwijl hij zijn tas inpakt, kijkt hij me nog eens meewarig aan. Zelluf weten lijkt hij te zeggen, maar zijn professionele gedrag zorgt ervoor dat er “maandag even bellen” uit zijn mond komt.
Het worden twee dagen die ik meteen uit het geheugen heb gewist. Ik leef op een dubbele dosis paracetamol en nog meer doorzettingsvermogen. Als de nood aan de man is, begint een mens als vanzelf een aantal mensen daarboven aan te roepen, merk ik op dat moment. En warempel, van zondag op maandag manifesteert er zich iets. Minder zwelling, minder pijn. De mij gegunde adempauze benut ik om de feiten van afgelopen week op een rijtje te zetten. Het rijtje komt er wel, echter zonder conclusie.
Als ik mijn arts-aan-huis bel, stelt hij antibiotica voor. Dat lijkt me dan weer geen slecht plan. Je weet het immers maar nooit met wriemelende beestjes in het nauw. Inmiddels ben ik een week verder. Het pijnlijke fenomeen lijkt uit zichzelf verdwenen te zijn, er resteert nog een gevoelig plekje, maar ik vertrouw erop dat ook dat weg zal gaan. En de antibiotica heeft nagenoeg geen bijwerkingen gegeven. Van nature ben ik geen AB-slikker, omdat ik altijd bedacht ben op een totaal geruïneerde darmflora. Dat viel dit keer dus reuze mee.
Uit voorzorg wil ik nog wel even mijn Hb laten prikken. Bij het minste of geringste keldert dat omlaag bij me. “Doen we niet meer met een vingerprik”, zegt het draakje achter de balie op norse toon. Nog niet uit het veld geslagen begin ik te orakelen dat ik bijzonder moeilijk in een ader te prikken ben. Draakje zucht hartgrondig. “We hebben de machine er niet voor”. Ik kan me er niets bij voorstellen. Er verschijnt een lief dametje ten tonele, die me meeneemt naar een kamertje. Zij vertelt dat een vingerprik nog wel kan, maar het duurt zeker 20 minuten, er mag geen vaatverwijdende crème meer gebruikt worden en waarschijnlijk zal ze wel 4 of 5 maal moeten prikken. En zelfs dan blijft het risico dat het bloed gestold is alvorens het geanalyseerd kan worden. Ik weet toch wel dat het daadwerkelijke lab zo’n 80 km verderop is?
Ja, dat weet ik. Ik weet ook dat ik – na navraag gedaan te hebben – gewoon in het plaatselijke ziekenhuislab terecht kan voor bepaling van het Hb-gehalte middels een vingerprik. Sterker nog: na 5 minuten weet ik de uitslag. Dit alles zet me weer eens aan het denken omtrent onze gezondheidszorg en de volgens de overheid alsmaar stijgende kosten. Kennelijk ontbreekt er een adequaat controlesysteem. Niemand kan mij wijs maken dat een vingerprik niet minder kost dan een intraveneuze bloedafname. Komt het er dan op neer dat sommige zorgverlenende organisaties zelf bepalen op welke onderdelen zij het meeste winst maken? Zijn zij dusdanig autonoom dat zij dat zelf in de hand houden, ook al zijn er gelijkwaardige, alternatieve methoden? En zijn daar geen standaarden voor?
Enfin, ik ben weer het vrouwtje, gelukkig. Een Hb van 7,4 is niet iets om dramatisch over te doen. Vanaf vandaag ga ik proberen het op te krikken met het eten van iets meer vlees, broccoli en appels. Over drie maanden nog eens prikken. Jullie snappen vast al waar.
0 reacties
Trackbacks/Pingbacks