De eerste asperges van het seizoen eten heeft een louterende werking. Op mij dan toch. Herinneringen aan mijn thuis, middenin het West-Brabantse land, waar het leven goed is en de aspergevelden van de Brabantse Wal het landschap sieren. Ik ben ermee opgegroeid, met die rechte, witte jongens en hun delicate smaak. Ze laten me met een glimlach terugdenken aan papa die, wanneer ik weer eens thuiskwam in het voorjaar, direct een dampende schaal van het witte goud op tafel zette. Met royale scheppen roomboter, want als er iets is waar een asperge een verbintenis mee heeft, dan is het wel met dit goudeerlijke zuivelproduct.
Louterend ook, omdat papa mij het asperges schillen met eindeloos veel geduld bijbracht. Bovenaan dun beginnen en dan langzaamaan naar onderen toe steeds wat dikker. Het gaat hier om het beroemde fingerspitzengefuhl. Niks dunschiller, een scherp aardappelschilmesje is het juiste gereedschap. Alleen daarmee kun je “aanvoelen” hoe dik je schil is. Teveel weggooien is zonde, te weinig is zo mogelijk nog vele malen erger. Wie eenmaal zo’n taaie prop aspergeschil in zijn mond heeft gehad, hoeft van z’n-leven-lang geen asperges meer. Ongelooflijk smerig!
In de loop der jaren ben ik asperges schillen welhaast een therapeutische bezigheid gaan vinden. Je kunt er domweg geen haast bij gebruiken. Voor 2 kilo trek ik dan ook zo’n 45 à 60 minuten uit. Het moet goed gebeuren, zonder één klein schilletje achter te laten. Prettig relaxed wegdromen tijdens het schillen; ik doe het bijzonder graag.
Al zullen de chefs daar anders over denken, bij asperges horen geen toeters en bellen. Erbij een goeie lik gezouten roomboter, kakelverse eitjes, eventueel een aardappeltje of lekkere ham, en je hebt het ware Koningsmaal gecreëerd.
Geen onnozel gedoe ook met (te) korte kooktijden; voor mij moet een asperge gaar zijn. Hij moet “slieren”, zoals we in Brabant zeggen. Als je er een met een vork uit de pan wilt tillen moet hij doorbuigen. Oké, niet dubbelklappen, maar wel lichtjes buigen.
Het kookwater nooit weggooien! Daar kun je de dag erna een romig aspergesoepje van maken. Het is dus eigenlijk dubbelop genieten van deze bijzondere groente. En laten we eerlijk zijn: dat mag ook wel voor zo’n bijzonder (goud)prijskaartje.
Ook in ben opgegroeid tussen de asperges, maar dan die van Mechelen in België :). De eerste asperges eten wij al met Pasen, wat de vroeg waarschijnlijk, maar wel een mooie traditie. En uiteraard met een geprakt hardgekookt eitje, gesmolten boter, peterselie en een flinke snede goede hesp. “Op z’n Vlaams” noemen wij dat hier, maar waarschijnlijk wordt het ook in Nederland zo gegeten. Heerlijk!
Brabant en Vlaanderen zijn goeie buren, beide Bourgondisch 😉
Er is helemaal niks mis met “op z’n Vlaams”. Ik houd erg van jullie keuken en levensstijl. Eet jij weleens hopscheuten? Die zijn hier nl. niet te koop.
Heerlijk verhaal! Krijg meteen weer zin in asperges.. 🙂
@Lies: Je moet het er nu van nemen, over 5 weken is het weer klaar voor een jaar. Overmorgen ga ik weer naar Brabant! Hiephoi