Bij 50 had ik een heus feestgevoel. Bij 60 blijkt dat gevoel opeens heel wat minder te zijn. Of dat met die tien jaar verschil te maken heeft, ik kan het jullie niet zeggen. Het voelt alleen plotseling wel ér-rúg ver over de helft. Alsof de koek bijna op is. Of zoiets. Niet aan toegeven maar. Altijd positief blijven.
Ook al wil ik het zonder zichtbaar feestgedruis, liefst héél snel aan me voorbij laten gaan, toch zijn er wel wat geheime plannetjes. Just for the both of us. Een middagje Antwerpen, een fijn etentje, we laten het gewoon gebeuren. Kijken wat er op ons pad zou komen. En dan komt het geniepige gepeupel langs, in de vorm van een uitstekend geoutilleerd legertje rhinovirussen. G. oogt, volkomen tegen alle verwachtingen in, als een zieke kip, terwijl de papieren zakdoekjes in rap tempo richting pedaalemmer vliegen.
Met een quasi-dapper bekkie feliciteert hij me op de bewuste dag en doet tijdens het feestelijke ontbijtje heldhaftige pogingen om onze plannen verder te ontvouwen. Richting? Tijdstip? Nu ben ik gelukkig behept met de vastberadenheid van een flexveer. Net zo gemakkelijk draai ik 180 graden, als de situatie zich daartoe leent. Ik installeer mijn zieke kippetje op de bank en berg de slingers en roltongen op in de doos.
Vandaag ondernemen we een nieuwe poging. G. brengt weliswaar nog steeds het geluid voort van een overjarige zeehond, maar ook virussen kennen een uiterste houdbaarheidstermijn, roep ik hem monter toe. Vooruit met de geit maar! Eerst is er nog wel een noodzakelijke boodschap af te handelen, maar daarna willen we toch echt ons favoriete lunchadres aandoen. Ja, het wordt allemaal beduidend minder van betekenis dan gepland, toch is het alleszins een prettige manier om deze duistere, koude dag door te komen. Wederom mag het niet zo zijn. Na de boodschap is de lucht veranderd van kleur. Van een frivool wit lichtgrijs naar een dreigend diepdonker leisteen. Venijnig koud ook. Tranen biggelen over G.’s wangen. Mijn eigen kijkers, toch al nooit in een opperbeste stemming, doen van weersomstuit mee. Eén halfzieke kip en één door winterse duisternis aangetast bleekbekje schuifelen treuzelend voort.
Oost west Thuis best
Dan verschijnt het Licht. Resoluut dirigeer ik G. richting automobiel. Hup, op ‘uus an. Niks koukleumen. Niks zoeken naar een verre parkeerplek en tot op de draad toe nat worden misschien. Thuis is het behaaglijk. Thuis is het veilig en kan ons niets gebeuren. Twintig minuten later zitten we genoeglijk achter onze raampjes te kijken naar de kletterende regen. Diep verscholen onder dikke lagen regenkleding passeren tientallen mensen ons huisje. Met drijfnatte honden. Of met huilende kinderen. Onder dergelijke weersomstandigheden heb ik met iedereen compassie. Het voelt haast een beetje oneerlijk om warm en droog binnen te mogen zitten.
Italiaanse penicilline
Inmiddels heb ik de koelkast geplunderd: spek, venkel, champignons, prei, wortel, courgette en trostomaten die nu echt op hun laatste benen lopen. Ik besluit er geurige minestronesoep van te maken. Een grote pan Italiaanse penicilline! Verdrijft de meest onverzettelijke virussen. Verwarmt de bibberende botjes. Geeft kleur aan asgrauwe dagen.
Naast alle slagregens is er rond etenstijd ook een fikse wind opgestoken, die de rolluiken vervaarlijk doet rammelen. G. en ik lepelen tevreden de heilzame soep naar binnen. Doel niet bereikt. Richting veranderd. Of zoals onze Britse buurtjes dat zo prachtig weten te verwoorden: happiness is a direction, not a destination. Ik ga de slingers maar weer eens ophangen.
0 reacties