Zondagmorgen 08.30 uur. Eigenlijk wil ik nog lekker lui blijven liggen in mijn coconnetje van zachte donzigheid, maar ik zie de zon door de gordijnen piepen en G. staat te rommelen in de badkamer. Ik peins over de dag die voor ons ligt. Buiten, onder de parasol, ontwikkelt zich een dag om lief te hebben. We dekken de tafel met kranten, tijdschriften, brood, koek, telefoons, espresso en thee.
De hortensia’s die tijdens de laatste nachtvorst van dit jaar hun knoppen zagen bevriezen, beginnen aarzelend aan een herstart. Ze ogen frêle en breekbaar, maar ze zijn er nog! De waarde van het “zijn” is overduidelijk: met genoeg aandacht en liefde wordt zelfs het grootste kwaad overwonnen. Eind april heb ik elk bruin puntje, elk dood takje, dat tussen hun frisgroene binnenste uitstak, met veel geduld verwijderd.
Dag om lief te hebben
Roerloos hangen de metalen vogels vanaf hun uitkijkpost het tafereel in de gaten te houden. Soms wiebelen ze een beetje, zoals lome strandbezoekers dat doen met hun tenen. Tegen een staalblauwe lucht zweven tientallen zilverwitte insekten van de ene thermiekbel naar de andere. Af en toe maken ze een looping of een duikvlucht. Een eeuwigdurend schouwspel dat nooit gaat vervelen.
Een specht lacht zich duikelend een weg over ons geelgevlekte gazon. Gehakkelde aurelia’s en citroenvlinders dartelen rond de uitbundig boeiende petunia. G. flip-flopt wat heen en weer tussen het schuurtje en zijn stoel. Driftig hipt een merel heen en weer, zijn snavel vol wormen. Een stoelpoot knerpt venijnig een fragiele wereld uiteen. Verder is er niets dan rust. En zinderende stilte. Dit is een dag om lief te hebben. Een plek en een land om lief te hebben. Ik pluk deze dag en geef hem handenvol water.
0 reacties
Trackbacks/Pingbacks