Of het nu om vlees, groenten, fruit of kaas gaat, als je écht lekker wilt eten gaat het altijd om het vinden van de juiste producten. Onbewerkt. Zo vers mogelijk. En liefst biologisch. Zo gemakkelijk is dat nog niet in het leven van alledag. Vooral niet als je te maken krijgt met seizoensgebonden producten. Tuinbonen bijvoorbeeld is zo’n item. Elk jaar weer neem ik mezelf voor goed op het aanbod te letten, want voor je het weet is de volledige oogst al weer verdwenen in de potten van mevrouw Martine Hak. Er gaat niets boven jonge, malse peulen; oude tuinbonen hebben de smaak van te lang gelegen zweetsokken. Yuck.
Ieder jaar eet ik ze ten minste één keer. Dat moet van mezelf. Omdat een mens nu eenmaal van alle (groente)markten thuis dient te zijn. Daarom. Stiekem vind ik verse doperwtjes nóg lekkerder, maar dat lijkt zo’n beetje een pré-historisch gewas geworden. Ik kan ze in ieder geval bijna nergens meer vinden. Wie ze nog wel weet te vinden, mag hieronder zijn vinger hoog in de lucht steken.
Dubbelgedopte tuinboontjes met geitenkaas
Vandaag stonden er dus tuinboontjes op het menu. Een kilo. Dat is te weinig om voor twee personen als substantieel onderdeel van een maaltijd gezien te worden, maar wel voldoende voor een zomeravondhapje, waarbij het niet zo zeer gaat om het vullen van de maag, maar meer om het zinnestrelen van de mondholte. Vanzelfsprekend dubbeldopte ik de bonen. Sommige lieden vinden dit tijdrovend. Ik vind het, net als het draaien van balletjes voor de soep of asperges schillen, uitermate fijn om te doen. Eerst de dikke peulen met een scherp mesje ondiep insnijden en openbuigen, om daarna de glanzende, grijs-groene parels uit hun fluwelen bedje te wippen. Vijf minuutjes koken in gezouten water. In een vergiet uit laten lekken en meteen het botermalse, helgroene binnenboontje van haar taaie, grijze schilletje ontdoen. Dat gaat heel gemakkelijk door aan één kant zacht te knijpen. Hierdoor floept het boontje er met kracht uit.
Tevoren had ik een rode ui in dunne ringen gesneden en deze enkele uren laten marineren in twee eetlepels rode wijn azijn met een klein schepje suiker. Op deze wijze wordt de ui prachtig roze. Deze schikte ik tussen de lauwe tuinboontjes, met er bovenop wat verkruimelde geitenkaas. Een klein beetje fijngesneden munt voor de finishing touch en smikkelen maar. Wij aten er dikke sneden zuurdesembrood bij met een frisse Albariño als aangenaam gezelschap.
Ik steek mijn vinger hoog in de lucht 😉
Hier onze eigen doperwtjes, niet heel veel maar toch.
En uiteraard tuinboontje, ze mogen nog even groeien maar dan is het ervan, heerlijk! De kleintjes zo en de grotere dubbelgedopt, een delicatesse!
PS eigen zuurdesembrood??
Je bent een gezegend mens, Karin. Je ieigen doperwtjes, hoe mooi kan het leven zijn. Ik ken ze natuurlijk van vroeger, van onze eigen moestuin, maar dat lijkt zo lang geleden. Vorig jaar zag ik ze nog eens liggen bij een lokaal boertje,, ook die heeft nu niets.
En nee, helaas ook geen eigen zuurdesembrood. Er is kortgeleden hier een bakkerij geopend die dit soort brood verkoopt en dat is ren mooi alternatief.