Afgelopen week is ze overleden. Eén van mijn vele buurvrouwen. Acht dagen nadat ze opgenomen werd omdat ze, wegens een valpartij, niet meer voor zichzelf kon zorgen. Ik ken niet eens haar voornaam, simpelweg omdat ze nooit contact durfde te maken. Vijfendertig jaar ben ik haar blijven groeten, maar meer dan een schuchter “dag” kwam er al die jaren niet uit. Ze leidde een teruggetrokken bestaan.
Tijd was haar niet gegeven. Ze had het druk, veel te druk, om al haar paranoïde demonen te verslaan. Had ze nu wel of niet de voordeur goed gesloten? Zat de sleutel vervolgens in haar tas, of toch niet misschien? Moest ze niet eerst drie keer haar brievenbus legen, alvorens ze haar huisje mocht betreden? Haar leven bestond uit controleren en nog eens controleren of ze de controle wel correct had uitgevoerd.
Wat ik waarnam, was waarschijnlijk nog maar het topje van de ijsberg. Ongetwijfeld had ze nog een reeks aan andere wanen, angsten en beelden in haar hoofd. Want buurvrouw behoorde tot de groep, zoals we dat in deze moderne tijd plachten te zeggen, “verwarde” personen.
Ondanks haar mentale beperkingen zorgde ze al die jaren voor zichzelf, ze kookte, deed boodschappen, onderhield zichzelf. Familie had ze niet meer, kennissen al evenmin. Haar sociale leven bestond voornamelijk uit een bezoek aan de supermarkt of de bank. Dan zag ik haar voorbij mijn raam schuifelen, gekleed in een old-fashioned klokrokje, te dikke panty’s om haar steeds dunner wordende benen, een gammele fiets aan haar hand met aan het stuur een tot op de draad versleten linnen boodschappentasje. Met enige vertwijfeling keek ze herhaaldelijk naar haar eigen verschijning in mijn spiegelende ruiten.
Wat zou ze het goed gehad hebben in een beschermde omgeving, waarbinnen er voor haar zou worden gezorgd tijd en dat ze daardoor misschien – hopelijk – tijd had gekregen voor een aantal aangename bezigheden. Zaken waar ze plezier aan had kunnen beleven, die haar ontspannen zouden hebben gemaakt, waardoor haar leven wellicht iets minder rusteloos, iets onbezorgder zou zijn geweest. Ik had het haar zo gegund, maar ze weigerde dit halsstarrig.
Maar zo redeneer ik. Ik, met mijn simpele geest, die altijd denkt te weten wat het beste is. Voor een ander dan, welteverstaan. Gelukkig had buurvrouw ook een ijzersterke wil, die niemand haar afnam. Ze had een rotsvast geloof in zichzelf en wist een weg uit te stippelen op een wijze zoals zij die voor ogen moet hebben gehad, Zo is ze toch nog op een min of meer waardige wijze, namelijk op háár manier, zonder tussenkomst van professionals die haar eventueel gedwongen hadden te kiezen voor een veiliger leefomgeving, gestorven.
Tijdens haar dagelijkse boodschappenrondje is ze gevallen met haar fiets. Zoals zo vaak bij breekbare mensen, zorgde dit kleine incident voor een kettingreactie, dat haar uiteindelijk noodlottig is geworden. Gestorven in het spreekwoordelijke harnas zou je het kunnen noemen. Onderweg, op het pad waar ze zelf voor gekozen had.
Dat ze nu voor altijd rust mag hebben.
Wat heb je dat prachtig geschreven Nell !!
Dank je wel, Hedwig. Het was een stukje dagelijks leven dat me echt geraakt heeft. Als andere mensen dit ook raakt, dan is het goed.