Woensdag. Verkiezingsdag. Eindelijk. Tot de avond ervóór heb ik gezweefd. Eigenlijk best een fijn gevoel, dat richtingloze zweven. Het kon wat mij betreft nog alle kanten op. Politiek gezien dus.
En hoewel ik van nature een heuse rooie rakker ben (iedereen mag het even goed hebben, een ieder mag aanschuiven, gemoedelijk drinken we een fair-Trade kopje thee, pakken elk een koekje uit de collectieve koektrommel en keuvelen uitputtend over een fatsoenlijk bestaan voor iedereen), zijn er toch echt dit jaar twijfels over het partijtje dat mijn belangen zou moeten vertegenwoordigen. Dus koekeloer ik voorzichtig eens wat meer naar rechts. Om vervolgens te moeten concluderen dat dat toch echt mijn stiel niet is of ooit zal worden.
Terug op aarde
Tijdens het grote verkiezingsdebat land ik gelukkig met beide voeten terug op aarde. In mijn eigen vette Zeeuwse klei. Tussen het welbespraakte volkje zie ik plotseling die gewone man. Een eenvoudige, vredelievende man die zonder al te veel electoraal geneuzel probeert de kerntaken van zijn partij naar voren te brengen. En plotseling zie ik pap in hem.
Kijk nou, mijn eigen lieve vader spreekt de kiezer toe. Toe, alsjeblieft mensen, niet teveel flauwekul boven halen. Geen geouwehoer. Het leven van alledag moet geleefd worden, met handen die zorgen voor elkaar, met ogen die zicht houden op de realiteit, met een hart dat groot genoeg is om ieder van ons te herbergen, met gezond verstand dat wil samenwerken en niet elke onenigheid wil uitvechten. Laten we vooral niet zo moeilijk doen.
Eenmaal in het stemhokje komen hoofd en hart samen. De verbinding is compleet. Mijn potloodje zweeft nog even, zoekend naar het juiste vakje, maar landt dan toch bij de juiste persoon. Hè, hè, dat lucht op. Driftig kras ik verder tot het vakje dieprood naar me lijkt te knipogen. Goed gedaan, mompelt er iemand vanaf mijn schouder: op het juiste moment de macht gepakt.
0 reacties