Vraag me niet waarom er altijd wel een reden is om over eten te schrijven. Het overkomt mij ook maar gewoon. En of het nu door de winterse omstandigheden komt of door mijn kritische smaakpapillen, feit is dat de thermometer afgelopen week ook op eetgebied temperaturen tot ver onder het nulpunt liet zien. De culinaire dieptepunten van deze week.
Het begon allemaal met die lieve vriendin die aanbood een stukske bloedworst uit Brabant mee te nemen. Genoemde lekkernij is nooit mijn favoriet geweest – en dat is echt een understatement van hier tot aan De Peel – maar van G. des te meer. In zijn herinnering bestonden zijn kinderjaren voor een groot deel uit copieuze maaltijden met veelal vette varkensdelicatessen, zoals peertjes met spek, dikke plakken leverworst en grote stapels gebakken bloedworst. Gelardeerd met de onlosmakelijk verbonden appel er bovenop. Dat waren nog eens tijden!
Culinaire dieptepunten
Als vriendin dan ook de Brabantse worst bij ons aflevert, begint G. direct met de voorbereidingen om zijn kinderjaren te kunnen herbeleven. De koekenpan komt tevoorschijn, er wordt een appel geschild en in plakken gesneden. Glunderend zet hij zich tien minuten later aan tafel, terwijl ik argwanend toekijk. Uitbundig kauwend begint hij aan de eerste boterham. Ik wacht op de geluksgolven die nu door de kamer gaan zinderen. Ze blijven uit. Gaandeweg zie ik G’s blik somberder worden. De vraag of het niet smaakt zoals vroeger, laat ik voorzichtigheidshalve maar achterwege. Volgens Ton den Boon, hoofdredacteur van de Dikke Van Dale, beleven we kleine stukjes nostalgie als volgt: “Een oud woord dat je associeert met vroeger kan een gelukservaring teweegbrengen.”
Kokosbrood
In dezelfde herinneringen bevind zich ook een ander met nostalgie doordrenkt broodbeleg, te weten kokosbrood. Als we ons op dinsdag bevinden in een nieuw gevestigde winkel, volgepropt met van alles wat de schijn van gezondheid suggereert, ontdekt G. een doosje met daarin mistroostige, kleurloze plakken. Mijn interesse wordt er niet door gewekt, desondanks verdwijnt het in ons boodschappenmandje.
Nog diezelfde dag meen ik een plakje te herkennen tussen G.’s middagbammetje. Wederom overheerst de vertwijfeling. “Het lijkt wel gebakken klei”, mompelt mijn trouwe huisgenoot met een troosteloze oogopslag. “Vroeger was het lekker zacht en roze van kleur”. Dat die kindvriendelijke versie van vroeger zeer waarschijnlijk een overload aan glucosestroop, gelatine en kunstmatige kleurstoffen en aroma’s bevatte, houd ik maar voor me. De naderende Kerst stemt mij vredelievend.
Vegetarische slager
Twee dagen later besluit ik om nu toch echt eens iets te gaan proberen van de Slager die gehakt met een C durft te schrijven. Eigenlijk is de commotie rond deze schrijfwijze de reden dat mijn interesse rondom deze producten gewekt zijn. Veel eerder had ik alle vegetarische vleesvervangers afgezworen, vanwege het belabberde mondgevoel. Maar een mens dient open te staan voor innovatieve ontwikkelingen, dus hoppa: er verschijnt vandaag een Gehacktbal naast de geroosterde bietjes met aardappeltjes.
De Gehacktbal moet opgewarmd worden in jus of bouillon. Dat maakt de structuur behoorlijk mals, malser dan mijn eigen gehaktballen. Die eet ik het liefst meteen na het bakken, goed bruin met een min of meer krokant korstje dus. Geen gesudder of langdurig gepruttel. Om die reden maak ik alleen kleine balletjes. Toch vind ik deze vegetarische versie goed te doen qua mondgevoel.
Alleen die smaak …… veel en veel te zout is mijn eerste indruk. Drie keer nauwkeurig proeven bevestigt dit. Ja, de natriumchloride prikkelt mijn gehemelte, hoewel ik de hoeveelheid niet weet terug te vinden op het etiket. Nou ja, laat ook maar. De vleesloze producten vinden gretig aftrek en dat gegeven is bijzonder waardevol in een wereld waarin de vleesconsumptie nog steeds veel te hoog is.
Van slecht eten word niemand beter
Het absolute dieptepunt van deze week vormt een bezoek aan het personeelsrestaurant van het UMC. Na een eerste ontmoeting met een vrouwelijke witjas aldaar, laat de klok 17.15 uur zien. Het is gemakkelijker om ijsjes op de Noordpool te verkopen, dan op dat tijdstip de Uithof zien te verlaten. G. en ik besluiten af te dalen naar diepste krochten van dit steriele hotel, waar het opvallend stil is.
Drie zielig belegde broodjes liggen naast warmhoudpotten met soep. Verderop zie ik frites en kroketten over de toonbank gaan. Nadat ik de klef uitziende pasta gepasseerd ben, heb ik eigenlijk al weer gegeten en gedronken. Maar de terugtocht naar Zeeland kon wel eens lang uitvallen, dus enige maagvulling is wel gewenst.
Ik begin manmoedig te lepelen van mijn soepje. Heldere kippensoep stond erbij. De naam dekt de lading volledig. Behalve een fikse lading vermicelli (geen idee dat dit spul nog bestond) is er geen greintje groente in te bekennen. Het broodje ham is à la La Plage besmeerd met een soort kruidige vettigheid. Kennelijk roept de mensheid om deze moderne versie van gewone boter. Ik roep niet mee. Twee droevige slablaadjes zijn enkele uren geleden al ter ziele gegaan. Droefenis alom dus. Voor een ziekenhuis vind ik dit echt een gemiste kans. Mensen worden niet alleen blij van goed en gezond eten; wetenschappelijk is bewezen dat een smakelijke maaltijd ook het herstel ten goede komt.
Opeens denk ik het antwoord te weten op mijn vraag waarom er altijd wel een reden is om over eten te schrijven. Om bovenstaande culinaire dieptepunten te verwerken misschien?
Hopelijk volgende week een smaakvolle week! X
Daar gaan we voor, Tessa!
Kokosbrood roept ook bij mij fijne herinneringen op! Die wil ik graag houden en dus koop ik het nooit meer, zo gaat dat bij zoveel lekkere dingen van vroeger… ze waren eigenlijk niet lekker maar in de herinneringen zijn ze verbonden met fijne momenten. Vond je schrijfsel erg leuk! Groet Nicolet
Ik denk dat onze “smaak van vroeger” inderdaad gevangen zit in de herinnering. Laten we die dan maar koesteren, i.p.v. de smaak van nu.